Gelijkwaardige gezondheidszorg voor iedereen: uitdagingen in de drughulpverlening
Januari 2024
Charlotte De Kock voert sinds dertien jaar sociaal wetenschappelijk onderzoek naar migratie gerelateerde thema’s. Het voorbije decennium focuste ze op gelijkwaardige drughulpverlening voor personen met een vlucht- en migratieachtergrond*. Eind 2023 rondde ze een onderzoeksproject af naar middelengebruik in de Fedasil opvangcentra (DrugInt) en binnenkort gaat ze bij Myria aan de slag voor een project rond mensenhandel en -smokkel.
Wij gingen met haar in gesprek over middelengebruik bij mensen met een migratieachtergrond en haar visie op cultuursensitiviteit.
Waarom is onderzoek naar migratie gerelateerde thema’s in de drughulpverlening belangrijk?
"Ten eerste heeft één op de drie inwoners in België een migratieachtergrond. Wat mij opvalt is hoe weinig daar rekening mee wordt gehouden in cruciale diensten van onze samenleving. Het gebrek aan diversiteit in personeelsbestanden is een eerste zorgwekkend probleem. Maar ten tweede zijn mensen die bijvoorbeeld de Belgische nationaliteit niet hebben significant ondervertegenwoordigd in onder meer de residentiële drughulpverlening. Dat baart zorgen omdat de gelijkwaardigheid van de zorg zo in het gedrang komt.
Op populatieniveau bestaan er bovendien migratie gerelateerde kwetsbaarheden en ongelijkheden. Zo kunnen een lagere socio-economische status, gepercipieerde en structurele discriminatie op de arbeidsmarkt, in het onderwijs en op de woonmarkt de mentale gezondheid beïnvloeden. In combinatie met coping mechanismen kunnen dit risicofactoren voor middelengebruik zijn. Bovendien wijst Europees onderzoek uit dat personen met een migratieachtergrond niet steeds gelijkwaardig behandeld worden in de bredere gezondheidszorg.
Middelengebruik is een complex mechanisme, want je zit met risicofactoren op zowel het individueel niveau als op het gemeenschaps- en het samenlevingsniveau. Het gaat altijd over een samenloop van omstandigheden en de ‘drie m’en’: middel, mens, milieu.
Enerzijds hebben we het middel zelf. Dan hebben we de omgeving waarin je als persoon zit (milieu). Kom je in contact met die middelen? Is dat iets dat voor de hand ligt bij jouw vriendengroep en de plek waar je woont? Als je bijvoorbeeld in een opvangcentrum woont dat dicht bij een open drug scene ligt, zal je als jongere van 20 een grotere kans hebben om met middelen in contact te komen in vergelijking met een jongere die ergens in Wallonië ten velde in een opvangcentrum zit, waar er in de verste verte geen drugs te vinden is. En dan is er nog de mens zelf, ben je geneigd om middelen te gebruiken als copingmechanisme? Wat zijn je leefomstandigheden?
Tot slot zijn er ook enkele fenomenen die voorkomen bij specifieke doelgroepen die extra kwetsbaar zijn, zoals personen met een vluchtachtergrond. Denk maar aan wat we momenteel in Brussel zien: veel mensen slapen op straat omdat ze niet de opvang krijgen waar ze recht op hebben. Als jij en ik op straat moeten leven in deze barre, koude temperaturen, dan zou het volgens mij niet langer dan een week duren eer we naar medicatie grijpen die ons zou helpen om het niet zo koud te hebben."
Op welke barrières botsen mensen met een migratieachtergrond in de drughulpverlening? Wat zijn mogelijke obstakels?
"Enkele jaren geleden hebben we gekeken naar de cijfers in de drughulpverlening en geconstateerd dat personen met een andere (vooral niet-Europese) nationaliteit in residentiële voorzieningen, zoals psychiatrische ziekenhuizen en therapeutische gemeenschappen, zo goed als afwezig zijn. Aan de andere kant zijn ze veel meer vertegenwoordigd in laagdrempelige diensten zoals de MSOC, waar minder exclusiecriteria gelden.
Verder blijkt uit gesprekken met verschillende professionals en de doelgroepen zelf dat er diverse barrières zijn. De vier belangrijkste zijn: taal, specifieke kwetsbaarheden zoals PTSD of PTSS, vertrouwensproblemen en een gebrek aan kennis over de diensten.
Het is belangrijk om deze factoren niet alleen op individueel niveau te bekijken, maar ook organisatorisch en beleidsmatig. In de drughulpverlening bestaan er diep gewortelde problemen voor de hele bevolking die uitgekristalliseerd worden bij mensen met een migratieachtergrond. Als er wachtlijsten zijn, kan de kans voor hen groter zijn dat ze geen prioriteit krijgen vanwege subjectieve selectiemechanismen. Deze vier barrières weerspiegelen dus niet alleen individuele uitdagingen maar ook structurele tekortkomingen op organisatorisch en beleidsmatig niveau. Spreekt de cliënt de taal van de drughulpverlening niet, of spreekt de drughulpverlening de taal van de cliënt niet?
Er zijn letterlijk professionelen die mij vertelden “ja kijk, we hebben vijftig bedden, maar die zijn altijd gevuld. We hebben altijd een wachtlijst en als we iemand op de wachtlijst hebben die een Marokkaanse achtergrond heeft en thuisloos is tegenover iemand die, zeg maar in Lievegem woont en geen migratieachtergrond heeft, dan weten we wel wie we moeten kiezen.”. Ik wil hiermee zeker geen individuele zorgverstrekkers met de vinger wijzen, maar dit is wel een realiteit. Wanneer een organisatie onder druk staat vanwege budgettaire overwegingen krijgen kwetsbare doelgroepen het snel heel hard te verduren. Die selectiemechanismen reflecteren structurele tekortkomingen.
Taal bijvoorbeeld is dus niet alleen een probleem op het niveau van de cliënt. We moeten ook vragen durven stellen op het organisatieniveau (waarom zetten we dominant in op talige en groepstherapie? Welke ondersteuning geven we medewerkers in het werken met tolken?) en op het beleidsniveau (waarom wordt er zo weinig geïnvesteerd in tolken? Wat betekent gelijkwaardige drughulpverlening voor ons en hoe streven we dit in de woord en daad na?)."
Welke stappen zouden volgens jou genomen moeten worden om de cultuursensitiviteit in de drughulpverlening verder te verbeteren?
"Ik denk dat het nodig is om niet alleen na te denken over cultuursensitiviteit, maar ook over structuursensitiviteit. Kirmayer, spreekt over ‘structurally competent care'. Ik vertaal dat naar 'structuursensitiviteit', omdat het risico bij cultuursensitiviteit bestaat dat de nadruk teveel gaat liggen op het microniveau: de vermeende ‘cultuur’ van de patiënt.
Al weet ik dat de juiste interpretatie van het woord ‘cultuursensitief’ ook de cultuur van de organisatie en samenleving inhoudt, toch wordt dat niet altijd zo geïnterpreteerd. Het is van belang om te onderstrepen dat cultuursensitiviteit niet alleen betrekking heeft op de cultuur van de individuele patiënt, maar ook op de bredere context.
Daarom vind ik het waardevol om te kijken naar structuurgevoeligheid. Ik vertrek daarbij vanuit een ecosociaal perspectief. De microrelatie tussen hulpverlener en cliënt is cruciaal, maar bewustzijn van de inbedding van zowel cliënt als hulpverlener in de organisatie, de gemeenschap, de familie, en de bredere samenleving, is dat evenzeer. Het bewustzijn van deze complexiteit is noodzakelijk. Als overbevraagde hulpverlener is het niet steeds eenvoudig in gedachte te houden dat alle cliënten en ook zijzelf zich in unieke situaties bevinden. Cliënten worden geconfronteerd met complexe situaties, zoals werkloosheid en administratieve uitdagingen, die een gevoelig begrip van de bredere structurele context vereisen in de hulpverlenersrelatie. Daar dient tijd en ruimte voor te zijn, en dus budget.
Daarnaast zijn er ook enkele concrete ingrepen mogelijk. We zien dat de diensten die er bestaan rond taal te beperkt zijn. Tegen het einde van het jaar zijn de meeste fondsen om een tolk te verkrijgen opgebruikt waardoor men moet wachten tot het volgende jaar. Bovendien kunnen niet alle diensten beroep doen op die subsidies in Vlaanderen. Iedereen moet gelijkwaardige zorg krijgen en als we daar met onze universele diensten niet in slagen, moeten we aangepaste zorg ontwikkelen en dus onder andere, meer geld in tolken steken.
Voor mij is het allerbelangrijkste als het gaat over cultuur-, divers-, structuursensitiviteit om niet alleen te kijken naar het microniveau, maar ook naar meso- en macroniveau zodat de verantwoordelijkheid niet alleen bij het individu maar ook bij organisaties en beleid komt te liggen."
Kan je iets meer vertellen over het Fedasil project dat je in 2023 uitvoerde?
"Het hoofddoel van dit project was om de druggerelateerde noden in de opvangcentra te identificeren. Dit onderzoek bevestigt opnieuw dat taal als exclusiecriterium en wachtlijsten in de drughulpverlening passende zorg belemmeren voor mensen op de vlucht. Rond schadebeperking en methadon substitutiebehandeling in het bijzonder bestaat er al heel wat in de centra. Tegelijkertijd bestaat er nog heel wat potentieel in de opvangcentra om meer in te zetten op evidence-based motiverende gespreksvoering en preventie. Tot slot dient druggerelateerde kennis en expertise verhoogd te worden bij de opvangmedewerkers. Om hieraan tegemoet te komen ontwikkelden we een infographic en kennisclip voor medewerkers waarin de basisprincipes van preventie, vroeg interventie, behandeling en schadebeperking worden toegelicht. In 2024 ontwikkelen we met steun van Fedasil een Basistraining Drugs voor alle medewerkers.
Uiteraard blijft ook het vrijwaren van de basisrechten van aanvragers om internationale bescherming van belang: het migratiebeleid heeft nu eenmaal een directe impact op het psychosociaal welbevinden. Als basisrechten zoals het recht op opvang niet worden gerespecteerd, stelt dat ernstige gezondheidsrisico’s. We moeten dus blijvend inzetten op de 4 b’s: bed, bad, brood én begeleiding."
Welke richting zie je voor de toekomst van onderzoek naar drughulpverlening en migratie?
"Er zijn verschillende subdomeinen: we moeten een beter zicht krijgen op de veranderende prevalentie van middelengebruik, op het zorgaanbod, op de zorgvraag en op het hiaat tussen die twee. Ik heb mij tot nog toe vooral toegelegd op die laatste vraag.
Op kwantitatief vlak hebben we meer data nodig. Er is behoefte aan betere dataregistratie en zorggegevens voor effectieve beleidsevaluatie. Huidige registraties in de drughulpverlening zijn vaak beperkt en verouderd. Daarnaast is er dringend nood aan betere monitoring van de prevalentie van middelengebruik. Een representatieve gezondheidsenquête voor personen met een migratieachtergrond zou bijvoorbeeld een eerste essentiële stap zijn. Daarnaast blijft kwalitatief onderzoek van belang: cijfers kunnen verschillen blootleggen, maar leggen meestal niet uit waarom we die verschillen zien en dus of het al dan niet om inequity of ongelijkheid gaat.
De definitie van gelijkwaardige gezondheidszorg houdt in dat er specifieke zorg voor groepen met specifieke behoeften moet bestaan als universele dienstverlening onvoldoende aan die specifieke noden tegemoet komt. Dit kan zowel binnen bestaande diensten of via parallelle diensten.
Naast de universele dienstverlening hebben we nood aan responsieve systemen, met name voor specifieke doelgroepen zoals personen op de vlucht die in België verblijven. Er is ook nood aan meer laagdrempelige initiatieven voor niet-begeleide minderjarigen in Brussel die geen aanvraag om internationale bescherming indienen en niet zelden gebruik maken van medicatie zoals pregabaline / lyrica© om beter om te gaan hun zware leefomstandigheden.
Tot slot dienen we ook in in de universele gezondheidszorg in te zetten op taal en diversiteitsbeleid, diverse personeelsbestanden en opleidingen. Op straat moeten we ook kort op de bal spelen en laagdrempelige initiatieven die erin slagen de mensen wél te bereiken – in tegenstellig tot residentiële diensten bijvoorbeeld – meer steunen en die expertise in de kijker zetten. Op dat vlak kan Vlaanderen veel leren over praktijken in Brussel en Wallonië waar tal van laagdrempelige vzw’s bestaan die tegemoet komen aan noden van kwetsbare druggebruikers met een migratieachtergrond.
Het blijft weliswaar van belang om niet iedereen over dezelfde kam te scheren: een migratieachtergrond betekent uiteraard niet per definitie kwetsbaarheid, een lagere socio-economische status of risico op middelengebruik. Maar we weten wel dat personen die verschillende kwetsbaarheden opstapelen, het lastiger krijgen om gelijkwaardige toegang tot de gezondheidszorg en drughulpverlening te vinden. En als samenleving moeten we daarop inzitten: gelijkwaardige gezondheidszorg en drughulpverlening voor iedereen."