Het TOPOI-model gebruiken in elke vorm van interpersoonlijke communicatie? Edwin Hoffman zet je op weg
December 2022
Het TOPOI-model voor interculturele communicatie werd in 1994 voor het eerst geïntroduceerd. Sindsdien heeft dit model een hele weg afgelegd en vond het op heel wat plaatsen ingang als tool om de (professionele) communicatie tussen mensen te optimaliseren. Ook in de hulpverlening heeft TOPOI aangetoond dat het goede diensten kan bewijzen. Wat is nu de eigenheid van dit model? Hoe verhoudt het zich tot andere manieren om naar diversiteit te kijken? Waarin schuilt de kracht ervan? We vroegen het aan Edwin Hoffman, grondlegger van TOPOI, zelfstandig trainer, (gast)docent en onderzoeker in diversiteit-sensitieve communicatie en diversiteitscompetentie.
Waarvan kunnen mensen in Vlaanderen jou kennen?
"Ik geef in Vlaanderen regelmatig workshops en lezingen. Mensen zullen me vooral kennen van het TOPOI-model, dit is intussen ook in Vlaanderen een bekende methodiek geworden."
Van jou komt de uitspraak "niet culturen, maar mensen ontmoeten elkaar". Wat bedoel je hier precies mee?
"Deze uitspraak dateert al van 1996. Je moet het zien als reactie op de culturalistische benadering die toen dominant was. Hierin wordt cultuur steeds op de voorgrond gezet om het gedrag van mensen te verklaren, denk bijvoorbeeld aan het model van Hofstede. Hoewel we nu al een paar decennia verder zijn, blijft deze manier van denken hardnekkig aanwezig. Volgens het culturalisme is communicatie met mensen met een andere nationale, etnische en religieuze achtergrond pas mogelijk als je eerst de kenmerken van hun nationale cultuur goed kent.
De mens wordt hier dus benaderd als representant van een cultuur, terwijl voor mij iedere mens een uniek persoon is. Je ontmoet geen cultuur, je ontmoet een unieke persoon. Op deze manier maak je mensen met een migratieachtergrond niet buitengewoon anders. Elke ontmoeting is in wezen interpersoonlijke communicatie, om het even of het nu om een nieuwkomer uit Syrië gaat of om je buurman wiens ouders en grootouders hier geboren en getogen zijn. Het is de persoon die op voorgrond staat, niet de cultuur."
Je bent de grondlegger van het TOPOI-model voor interculturele communicatie. Hoe zou je de kern hiervan beschrijven?
"TOPOI is gebaseerd op de axioma’s van Paul Watzlawick en draait om communicatie. De vraag is: hoe kan je mensen gevoelig maken voor verschillen die zich in de communicatie kunnen voordoen? Watzlawick stelt dat elke communicatie zich kenmerkt door dezelfde aspecten, die altijd terugkomen: bvb. er is altijd een inhoudsniveau en een betrekkingsniveau. Vertrekkende van deze axioma’s heb ik nagedacht over de vraag waarin communicatie tussen mensen kan mislopen. TOPOI is een letterwoord dat de 5 gebieden (topoi is in het Grieks ‘plaatsen’) omvat waarop zich verschillen en misverstanden kunnen voordoen: Taal (betekenis van verbale en non-verbale taal), Ordening (zienswijze en logica van de personen), Personen (identiteit en betrekking), Organisatie (regelingen en machtsverhoudingen), Inzet (beweegredenen, emoties, behoeften en waarden). Wanneer iets slecht loopt in de communicatie, kan je vanuit elk van deze 5 gebieden onderzoeken waar er een oorzaak kan zijn. In mijn boek en in de workshops die ik begeleid presenteer ik allerlei mogelijke verschillen die je kan tegen komen. Die zijn niet noodzakelijk aan een bepaald land verbonden; het zijn verschillen die zich in elke communicatie kunnen voordoen en die ook andere redenen kunnen hebben dan alleen culturele. TOPOI is bedoeld als een reflectie-instrument om wanneer het misgaat in de communicatie niet meteen aan cultuur te denken, maar om te kijken of het misschien niet met één van de 5 aspecten te maken heeft. TOPOI wordt vaak gebruikt in casestudies om te analyseren waar het precies misgaat. Ook in een gesprek kan je het model gebruiken om even de reflectie te maken: ‘waar ligt het probleem precies, op welk niveau hebben wij nu een misverstand?’
TOPOI moet je zien als een praktijkmodel dat je in elke vorm van interpersoonlijke communicatie kan gebruiken. Je hebt hier geen bijzondere competenties voor nodig. Als je het model begrijpt, kan je het ook meteen proberen toe te passen. Het grote voordeel van deze methode is dat het je terug in je kracht zet: je hoeft niet op de hoogte te zijn van alle mogelijke cultuurverschillen om met mensen goed te kunnen communiceren. Het gaat erom dat je je algemene communicatieskills aanscherpt en dat kan je oefenen. Op deze manier raak je niet in handelingsverlegenheid wanneer je te maken hebt met een persoon met migratieachtergrond.
TOPOI wordt intussen door heel wat trainers gebruikt en is in verschillende handreikingen voor communicatie op de werkvloer verwerkt.
Voor mij is TOPOI an sich overigens niet de essentie in de communicatie met mensen met een migratieachtegrond, het gaat om interpersoonlijke communicatie. Het belangrijkste is: aandachtige betrokkenheid bij de ander, aandacht voor wat er tussen jou en de ander gebeurt en dan kan je de communicatie waar nodig bijsturen. TOPOI kan je hierbij als hulpmiddel gebruiken."
Waar situeren zich de grote verschillen met een culturaliserende visie zoals bijvoorbeeld Hofstede?
"Hofstede heeft een belangrijke theorie ontwikkeld. Belangrijk omdat het je gevoelig maakt voor allerlei culturele verschillen die er kunnen spelen, die op hun beurt voortvloeien uit verschillende waarden. Het risico ontstaat vooral wanneer je dit gaat vertalen op interpersoonlijk niveau. Dit gebeurt helaas nog ontzettend vaak. Laatst las ik nog een artikel in de Science Guide over een onderzoek met Japanse studenten. Hieruit bleek dat Japanse studenten het moeilijk hebben om zich in een vreemde taal te uiten. De verklaring die werd gegeven was uitgesproken culturalistisch: de Japanse cultuur is volgens Hofstede een collectivistische cultuur, waarin de harmonie in de groep belangrijk is, dit maakt dat je je minder snel gaat uiten in een publieke context. Dit soort conclusies heeft twee grote nadelen. Enerzijds kan het leiden tot handelsverlegenheid bij docenten uit een westerse, individualistische cultuur, die gaan twijfelen of je van Japanse studenten wel mag verwachten dat ze bijvoorbeeld aan een debat deelnemen. Anderzijds reduceert het mensen tot hun nationale identiteit. De nationale cultuur wordt op de voorgrond gezet en andere mogelijke verklaringen blijven onbelicht, zoals in dit geval: verlegenheid, onvoldoende taalbeheersing, vertrouwd zijn met een leercultuur gebaseerd op luisteren en reproductie, enz."
De laatste jaren woedt er een debat over het gebruik van de term ‘cultuursensitief’. De kritiek luidt dat ‘cultuursensitief’ te veel focust op cultuur(verschillen) en te weinig op machtsdynamieken die aan de oorsprong liggen van uitsluiting of discriminatie. Ook wijst men erop dat dat de nadruk op cultuur het risico inhoudt op overculturalisering en op 'othering', waardoor het wij-zij denken net versterkt wordt. Daarom wordt als alternatief ‘divers-sensitief’ naar voor geschoven. Wat is jouw kijk hierop?
"Ik ben het er helemaal mee eens. Ik wil graag nuanceren: ‘divers-sensitief’ zou verstaan kunnen worden als op diverse manieren sensitief zijn. Daarom lijkt me ‘diversiteitssensitief’ een correctere term, omdat je hiermee uitdrukt dat er meerdere - dan alleen culturele - oorzaken kunnen zijn voor het gedrag van mensen in een bepaalde context en dat je voor deze diversiteit aan oorzaken aandacht wil hebben. Cultuursensitief houdt het risico in op het overaccentueren van culturele aspecten. We zouden nog meer in de richting van inclusie moeten bewegen. Ik denk aan ‘inclusieve communicatie’, waarin ook het meepraten en meebeslissen een dimensie is. Op die manier ga je veel actiegerichter denken en belicht je ook machtsverhoudingen."
Je werkte in 2008 mee aan het boek ‘de stille kracht van leiderschap’, waarin je de Indische visie op leiderschap onderzocht hebt. Wat kan dit boek vandaag betekenen voor leidinggevenden?
"Het is een boek wat een hele tijd geleden geschreven werd. Het ontstond door met enkele andere Indische Nederlanders en een Peranakan-Chinese na te denken over wat het voor ons betekent om ‘Indisch’ ofwel Indo te zijn en meer bepaald hoe dit tot uiting komt in onze manier van leiding geven. Waar we op uit kwamen hebben we ‘de stille kracht’ genoemd. Dit is een leiderschapsstijl waarin je jezelf op de achtergrond zet en anderen laat schitteren.
Als leidinggevende ben je vooral bezig om de kwaliteiten van anderen te laten groeien, om mensen te verbinden en om verschillen te overbruggen. Dit hangt wellicht samen met onze gemengde identiteit van Europese en Aziatische voorouders en met onze historische middenpositie in het voormalige Nederlands-Indie (het huidige Indonesië) als Indische Nederlanders tussen de Europeanen en de Indonesiërs. Ons idee van Indisch leiderschap sluit prima aan op het concept van dienend leiderschap, een manier van leiding geven die in een diverse context erg goed werkt, omdat er aandacht is voor verschillen en constructieve manieren om deze te verbinden en te benutten."
Kunnen we komend jaar nog een nieuwe publicatie van je verwachten?
"Ik ben de laatste tijd vooral bezig geweest met een aantal artikels voor verschillende vaktijdschriften, bvb. mediation en onderwijs. Het belangrijkste wat nu op de plank ligt is een beknopte Franse vertaling van het boek Diversiteitscompetentie dat ik samen met Arjan Verdooren schreef. Vanuit Frankrijk en ook Wallonië is er vraag naar een Franstalige versie van het TOPOI-model. Die wordt in 2023 uitgebracht."